Verslag fietsreis IJsland
ZOMER 2009

we gaan weer / voorbereiding / voor vertrek / aankomst / de grote stad en de crisis / de route in wegnummers /
onderweg met Bonny: tussen Þingvellir en Laugarbakki / de Strandavegur / weg 622 / voorbij Ísafjörður / in Reykjavík / een nieuwe route

pagina 7 van 12
ga naar: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12.

Onderweg met Bonny
Voor het eerste deel van de reis, het gedeelte samen met Bonny, waren er drie stukken weg die ik speciaal wilde fietsen. Het eerste gedeelte is gelegen tussen Þingvellir en Laugarbakki, waarvan de Kaldidalur veel beloofde en de Arnarvatnsheiði een totale onbekende was. Het tweede stuk betrof de Strandavegur, de route langs de oostzijde van de Westfjorden. Deze weg is veel besproken en veelbelovend. En het derde stuk betrof weg 622, de route die van Hrafnseyri langs de fjorden naar Þingeyri voert.
   Alle drie de routes behoren achteraf gezien tot de mooiere op IJsland. Heel verschillend ook. De Kaldidalur met zijn weidse uitzichten is groots, extreem en dramatisch. De Arnarvatnsheiði is vooral verlaten. De Strandavegur is knus en gezellig, heeft echter een ruwe ondertoon; en pas met slecht weer komt de ware schoonheid naar boven. En op weg 622 kom je gewoon ogen te kort; niet in de laatste plaats om het wegdek voor je in de gaten te houden.

hdr þingvellir

tussen Þingvellir en Laugarbakki
Bij aankomst in Þingvellir stopte het met regenen. Het buitje was over. Vaak tonen de kleuren in het IJslandse landschap zich op hun best na een natte periode. Vooral de groentinten knallen er dan uit. Dat komt wellicht doordat de mossen zich nu volgezogen en geopend hebben. Dreigt daarbij ook de zon nog door te breken, dan wordt het helemaal tijd om de camera eens te pakken. Zo geschiedde.

in de Allmannagjá  in de Allmannagjá  bij de Öxarárfoss

þingvellir mos en rotsen  þingvellir mos en rotsen  þingvellir  þingvellir: paars, geel en groen. De IJslandse zomerkleuren.
Op de plek van de vlaggemast stond vroeger waarschijnlijk de Wetspreker.  Op de plek van de vlaggemast stond vroeger waarschijnlijk de Wetspreker.  þingvellir  Öxarárfoss
Öxarárfoss  þingvellir, bij Drekkingarhylur

De volgende ochtend vroeg klom de zon in een bijna onbewolkte hemel. Ik had het park voor me zelf. Ik benutte het fraaie ochtendlicht om de Allmannagjá en de Öxarárfoss op mijn manier te vereeuwigen en verbaasde me erover dat de eerste andere toerist zich pas om half tien meldde.

“Heel mooie tocht!” staat er in mijn notitieboekje. En dan hebben we het over het gedeelte tussen Þingvellir tot halverwege de Kaldidalur. Vanaf Þingvellir rijd je eerst nog een flink stuk over asfalt daarna volgt tot aan het begin van de Kaldidalur een goede gravelweg. Hoogtepunt, ook letterlijk want je hebt net een korte maar zeer steile klim achter de rug, is het uitzicht over het Sandkluffavatn richting het binnenland. De gletsjers schitterden in het zonlicht.

Sandkluffavatn  Sandkluffavatn

De weg wordt slechter op de Kaldidalur, maar is nergens problematisch. Je kunt normaal doorfietsen al kost het een boel zweet – al vanaf Þingvellir is het eigenlijk constant bergop. De uitzichten zijn fenomenaal. De IJslandse woestijn in optima forma. En wie woestijn zegt denkt aan water, of liever gezegd het ontbreken daarvan. En dat klopt. Zorg dat je aan het begin van de Kaldidalur voldoende water hebt, want tot aan Húsafell vind je eigenlijk niets meer. De grote rivier waar je op een gegeven moment langskomt is gevuld met gletsjerwater en dat is vanwege het scherpe gruis ondrinkbaar. Midden op de Kaldidalur plaatsten we de tent op het enige stukje groen dat we konden vinden (gps 64.32.053, 20.51.674). Opmerkelijk was de aanwezigheid van talrijke black-flies.

onderweg naar de Kaldidalur  de Kaldidalur  het enige stukje groen  overnachten op de Kaldidalur
op weg naar Húsafell  op weg naar Húsafell  op weg naar Húsafell  op weg naar Húsafell

De afdaling de volgende dag naar Húsafell ging razendsnel. Eenmaal op de camping scheen de zon volop en was het genieten in het zwembadje. Onze timing was echter bijzonder slecht. We kwamen aan op een zaterdag en de camping was voor het weekend natuurlijk overvol. Ik had oordopjes meegenomen om te zorgen voor een rustige nacht in het geval van herrie. In eerste instantie bedoeld om het geklapper van de tent in een harde wind te dempen, maar ze bewezen ook goede dienst om het lawaai van luidruchtige IJslanders op afstand te houden. Tot op zekere hoogte dan.
   Die zondag was Bonny jarig en dat werd gevierd met een etentje in het campingrestaurant. Daar voor hadden we de watervallen Rhaunfossar en Barnafoss bezocht, alsmede het kerkje van Húsafell. De watervallen hadden over belangstelling niet te klagen en sinds 2000 was ook de toeristische infrastructuur een stuk verbeterd... Gelukkig kun je niet komen op de oever van de Rhaunfossar zelf. Mooie ongestoorde plaatjes maken kan dus nog altijd. Ik was ook blij dat 'mijn' boompje er nog stond. In 2000 had ik er foto's van gemaakt en nu een stukje groter maar nog in dezelfde vorm heb ik dat opnieuw gedaan. Als je er bent geweest weet je vast om welke boom het gaat.

Rhaunfossar  Rhaunfossar  Rhaunfossar  Rhaunfossar
Barnafoss  Barnafoss  Barnafoss

In de loop van de dag was de camping leeg gestroomd en die nacht sliepen we dan ook als een roos. Rest nog te vermelden dat ik met een geleende inbussleutel van de klusjesman de bouten van mijn krakende crank wat strakker kon aandraaien. Niet dat daar het gekraak mee verholpen was... Dit geluid maakte de fiets ook toen ik in 2001 op weg was naar de Noordkaap, toen verdween het na een flinke regenbui...

op de Arnarvatnsheiði  onderweg op de Arnarvatnsheiði  onderweg op de Arnarvatnsheiði  onderweg op de Arnarvatnsheiði

Vol verwachting hadden we uitgezien naar de Arnarvatnsheiði. Het moment was daar om er daadwerkelijk te gaan fietsen. Een aantal kilometer voorbij de wegwijzer Arnarvatnsheiði passeerden we de afslag naar een paar lavagrotten met namen als Surts- en Íshellir. Dat verklaarde gelijk het autoverkeer, want na deze afslag hadden we de weg geheel voor onszelf. We zijn niet bij de grotten wezen kijken. Na mijn dood heb ik nog tijd zat om onder de grond te vertoeven. Er zijn er die er anders over denken. Gezien de geparkeerde auto's hebben genoeg mensen zin in een voorproefje.
   De weg was bijzonder goed. Het leek wel alsof deze speciaal voor ons was geprepareerd. Veel hoogteverschil viel er niet te overwinnen. En dan scheen ook de zon nog. Beter kon het niet worden. Vlak voor ons stak plots een poolvos de weg over. Die konden we ook weer afstrepen van ons wensenlijstje.

bij de rivierdoorsteek      
het was dieper dan deze foto doet vermoeden  Hulp!  Hulp!  Hulp!

Toen we stopten bij de (enige) rivierdoorsteek (gps 64.51.097, 20.33.593) werd het plotsklaps druk. Twee quads kwamen achter ons aan en daarna dook ook nog een auto achter ons op. Ik maakte me klaar om de regenwaterrivier te voet te verkennen en wist me bekeken door minimaal vier paar ogen toen ik de rivier doorwaadde. De wachtende auto had voldoende gezien en keerde om. De IJslanders op de quads zeiden dat ik goed bezig was en boden aan onze spullen naar de overkant te brengen. Daar hoefden wij niet lang over na te denken. Graag! De rivier was weliswaar niet al te diep, maar het is er niet eentje om je blindelings in te wagen. Grootste probleem zit hem hier in de grote ruimten tussen de rotsblokken die op de bodem liggen. Het grootste gedeelte van de oversteek is ondiep, maar soms zit er ineens een flinke diepe spleet of kier. Net groot genoeg om een wiel in te laten verdwijnen.
   De hele dag hadden we zoals gezegd nog niemand gezien en op het juiste moment verscheen er hulp. Dat is echt typisch IJsland. Na twee tochtjes met een quad waren onze spullen aan de overkant. Nu hoefden we slechts met onze fietsen aan de hand eenmaal de rivier door. Aan de overkant pauzeerden we en passeerden ons twee terreinwagens. Meer verkeer hebben we die dag niet gezien. Toch waren we niet de enige fietsers. Een smal spoor in het zand verraadde onze collega.

He? Een vliegveld op de Arnarvatnsheiði!  bij de overnachtingsplek  vaak zit het in de kleine dingen

Vanaf de doorsteek veranderde het karakter van de weg volkomen. Deze lag nu zeker een halve meter diep uitgegraven onder het maaiveld. Het losse zand dat zich verzameld had in de diepere delen maakte dat je goed op moest letten. Ten eerste om vast lopen te voorkomen en ten tweede om te voorkomen dat het voorwiel weg zou glijden. Wij hadden droog en zonnig weer, en ook hier leek het alsof de weg net hersteld was. Met regen, mist en wind kan dit gedeelte van de route een echte uitdaging vormen. Als het zand nat en blubberig wordt, dan is het hier zweten en ploeteren, en wellicht kreunen en vloeken. Wij hadden daarvan geen last en zetten onze tent op vlakbij een best wel grote wandelhut (gps 64.53.229, 20.26.371).
   Een paar kilometer voor het meer Arnarvatn Stóra werd de weg zeer slecht. Het wegdek lag er vol scherpe los liggende stenen. Dit bleef zo tot aan de gelijknamige vissershutten aan het meer (gps 64.57.655, 20.21.922). Vergeet trouwens als sagaliefhebber niet om de omgeving van het meer goed in je op te nemen, want talrijke veldnamen herinneren hier aan het verblijf van sagaheld Grettir de Sterke (zoals: Grettisvík / Grettirs baai, Grettistangi / Grettirs landtong en Grettishöfði / Grettirs kaap).
   Vanaf de hutten was de weg perfect, kennelijk hebben die vissers goede connecties. Tevergeefs hoopten we dat het zo zou blijven. Het feestje duurde al met al toch vele kilometers. Plots ging de weg steil naar beneden; in de diepte lag een bruggetje. Aan de andere kant van de rivier ging het net zo steil weer omhoog (gps 65.05.071, 20.35.008). Wat volgde was het slechtste gedeelte qua wegdek van deze route. Totdat de volgende brug (gps 65.07.871, 20.39.539) ons weer op de westelijke oever bracht, slechts een paar kilometer verder, reden wij over ronde, vaak los liggende rivierkeien – help waar is de weg?. En dat fietst bepaald niet prettig. Het enige voordeel was dat we de rivier stroomafwaarts volgden en dus vals plat naar beneden gingen – al kan ik Bonny daar nooit van overtuigen. Eenmaal aan de westzijde werd de weg weer een normale gravelweg. En dat bleef zo tot aan de Ringweg. Bij aankomst in het dal van de Miðfjarðará rivier bleven wij aan de oostzijde van de rivier fietsen, dat is de makkelijkste manier om bij Laugarbakki te komen.

Ásdís' monument  Bovenop Grettirs hoofd  Grettir met een os op zijn rug

Voordat we daar waren, passeerden we eerst de boerderij Bjarg. De informatieborden daar zijn niet missen, bovendien was ik er al eens eerder geweest. We bezochten het monument ter ere van Ásdís, Grettirs moeder, en namen een kijkje bij de rots waaronder Grettirs hoofd volgens de overlevering begraven ligt.

Volgens mijn kilometerteller is de afstand Þingvellir – Laugarbakki 203,6 kilometer, dit is inclusief het uitstapje naar de watervallen.
   Een vergelijking met een andere noord-zuidroute door het binnenland ligt voor de hand, in dit geval de Kjölur (weg 35). De Kjölur heb ik tweemaal gefietst en deze is onvergelijkbaar veel drukker, heeft een slechter wegdek (van begin tot eind een lang wasbord) en is landschappelijk gezien minder interessant. Ik zou het nu wel weten. (volgende pagina...)

we gaan weer / voorbereiding / voor vertrek / aankomst / de grote stad en de crisis / de route in wegnummers /
onderweg met Bonny: tussen Þingvellir en Laugarbakki / de Strandavegur / weg 622 / voorbij Ísafjörður / in Reykjavík / een nieuwe route

pagina 7 van 12
ga naar: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12.